Wat is hoogbegaafdheid nu eigenlijk?

Het IQ van een persoon kan door middel van een test vastgesteld worden. Er zijn verschillende tests op de markt die dit kunnen meten. In het algemeen  wordt een IQ van 130 of meer als de norm voor hoogbegaafd aangehouden

Door onderzoeken is men steeds meer gaan vaststellen dat een hoog IQ geen garantie is voor hoog presteren. Vanuit deze onderzoeken zijn weer allerlei ideeën ontstaan om hoogbegaafdheid op enige wijze vast te kunnen stellen.

 

Renzulli (1979) had gesteld dat voor je kunt kun je spreken van hoogbegaafdheid, iemand in ieder geval moest beschikken over een drietal persoonskenmerken. Namelijk hoge intelligentie, creativiteit en motivatie. Zoals bijvoorbeeld in het meerfactoren model van Mönks (1988)  (figuur 1). Hierin wordt vooral aangegeven dat de in aanleg aanwezige factoren als motivatie, creativiteit en hoge intelligentie, niet automatisch leiden tot hoogbegaafde prestaties, deze prestaties zijn afhankelijk van de omgevingsfactoren. Hij onderscheidde deze in school, vrienden en het gezin. Deze hebben allen invloed op het algemeen functioneren van het kind.

In dit model komt naar voren dat hoogbegaafdheid een samenhang van factoren is.

 

 

figuur1:meerfactorenmodel Mönks

 

Gagné (1985,1991,2010) geeft in zijn model een verschil in talent en in begaafdheid. Hij gaat ervan uit dat de aanleg domeinen genetisch zijn bepaald en zich verder kunnen ontwikkelen. Dit noemt hij begaafdheid. Talent is iets wat men kan ontwikkelen. Men kan dus invloed uitoefenen op de mate waarin de begaafdheid tot uiting komt.

 

 

In de schoolpraktijk blijft het toch lastig om vast te stellen of een kind wel of niet hoogbegaafd is. Een in het onderwijs geaccepteerde visie is die van Gardner (1993). Hij heeft naar aanleiding van neurologisch onderzoek aangetoond dat er 8 intelligentie gebieden zijn waarin we ons kunnen ontwikkelen. Deze visie wordt de Meervoudige Intelligentie genoemd (MI). De intelligenties die Gardner (1993) onderscheidt zijn: taalkundige, logisch mathematische, ruimtelijke, muzikale, lichamelijke, enter- en intra persoonlijke en natuur gerichte intelligentie. Hoewel het goed kan aangeven dat de onderwijsgevende er alert op moeten blijven leerstof op verschillende wijze aan te bieden, kan deze denkwijze niet aantonen op welke wijze en hoe intelligent men is. Het is geen meetbaar gegeven. Bij de Meervoudige Intelligentie is de kans aanwezig dat het kind wel wordt aangesproken op zijn intelligentie gebied, maar of de aangeboden stof ook op het juiste niveau is, valt niet met zekerheid te zeggen.

 

Wat kan men als school met deze kennis.

Leerkrachten kunnen niet zelf vaststellen hoe hoog een IQ is. Een kind zal een volledig psychologisch onderzoek moeten ondergaan voor men kan vaststellen of het hoogbegaafd is. Dit is in de praktijk niet altijd haalbaar. Scholen zitten vast aan toegewezen budgetten en hebben meer kinderen met diverse problemen waardoor deze kinderen vaak niet aan bod komen voor een onderzoek. Men kiest dan toch liever voor de kinderen die naar beneden uitvallen. Men moet afgaan op wat men ziet; hoge prestaties of het vermoeden dat er meer “in” zit dan eruit komt.
 

Als men de signaleringsmethodes zo goed mogelijk wil interpreteren, zal men  kenmerken van hoogbegaafde leerlingen moeten weten en herkennen.

Daarnaast is het ook handig te weten dat men een aantal verschillende typen hoogbegaafde leerlingen kan onderscheiden. Dit kan voorafgaande aan een signaleringslijst bekeken worden.

 

We kunnen de volgende typen hoogbegaafde leerlingen onderscheiden:

 

  1. De succesvolle leerling.
  2. De uitdagende leerling.
  3. De onderduikende leerling.
  4. De drop-out.
  5. Hoogbegaafde leerling met een handicap.
  6. De zelfstandige leerling.

(profielen van Betss& Neihard(1988) door het CBO vertaald)